Taal als onderdeel van identiteit

2 augustus 2022 – Het is een niet te onderdrukken behoefte, van met name jeugd, om de eigen identiteit kracht bij te zetten met taal die nog geen gemeengoed is of bij een specifieke subcultuur hoort. Noem het underground.

Vanaf de tweede helft van de 20e eeuw wordt de Nederlandse taal verrijkt met vocabulaire uit andere culturen, zoals de Turkse, Marokkaanse, Surinaamse, Antilliaanse, Indonesische, Hindoestaanse en Amerikaanse. Bij veelvuldig gebruik, door adaptie en omarming van een groeiende groep, mengen deze nieuwe woorden zich inmiddels als vanzelf in de gangbare spreektaal. Iets later neemt De Dikke Van Dale deze voor goedkeuring op in het Groot Woordenboek der Nederlandse Taal. De populaire cultuur van muziek, film, sociale media en TV speelt in deze taal-evolutie een grote rol.

Vreemd genoeg is adaptie van ‘eigen’ historische streektalen minder vanzelfsprekend. Denk aan het FryskFlakkeesLèmbörgs en Nedersaksische dialecten zoals Twents en Achterhoeks. Randstedelijke dialecten zoals het Haags, Rotterdams, Amsterdams en Utrechts hebben een aparte en meer geaccepteerde plek in het Nederlands taalgebruik. Toepassing van termen of kenmerkende uitdrukkingen zijn traditioneel gebruikelijk. Dit geldt in mindere mate voor het Jiddisch en het Sinti-Romanes. Om over talen van andere gesloten gemeenschappen, zoals die van Chinezen, maar te zwijgen.

Tijdens mijn kinderjaren vierde ons huishouden vakantie in Nijverdal, aan de voet van de Sallandse Heuvelrug op de grens van Twente en Salland. De taal die mijn vriendjes daar spraken, verschilde nogal met het Delfts dat ik gewend was. Mijn interesse in taal, en daarmee de rol als onderdeel van identiteit, was geboren.

Hoe speelt taal een rol in het leven van mensen? Ik stip twee voorbeelden aan:

1. De rol van taal in het Italië van na 1964

De Italiaanse intellectueel Pasolini onderkende als geen ander de rol van taal in een cultuur. Hij groeide op in een regio vol dialect en schreef zijn leven lang (1922-1975) over dialecten:

“Dialecten zijn een kostbaar bezit en een erfenis uit ons verleden die in het taalkundig erfgoed van de jongere generaties moet blijven.” 

Hij mengde in de jaren ’60 en ’70 zijn observaties tot een totaalvisie die radicaal en resoluut moest breken met een beweging die hij abject vond en afkeurde. Het industriële lexicon dat na de oorlog in (het sterk verdeelde) Italië ontstond, werd namelijk ingezet als een politiek wapen. De bevolking die deze moderne en opgedrongen taal niet beheerste, werd zo min of meer uitgesloten van deelname aan de maatschappij. Hij voelde het als zijn plicht om hier een punt van te maken.

Een korte geschiedenisles

Mensen vergeten snel. Ze onthouden wat ze kunnen gebruiken en wat goed voor hen is. De roerige naoorlogse jaren: vraag er naar en je krijgt algemene verhalen over wederopbouw en toenemende welvaart. De weg er naar toe ging lang niet in elk Europees land op een vergelijkbare soepele wijze. Zo kampte Italië met fascisme en hadden Portugal, Spanje en Griekenland tot in de jaren 70 dictatoriale regimes.

In het Italië van de jaren ’60 en ’70 speelde een gedicteerde cultuurnorm de hoofdrol. Het rijke noorden gaf aan hoe het uit ontelbare microculturen bestaande land zich behoorde te gedragen. Dit wrong vanaf het moment van implementatie aan alle kanten en er ontstond vrijwel direct een kloof tussen het armere Zuiden en het rijke, moderne industriële Noorden. Onderwijs leek de oplossing om culturele verandering in te zetten. Prima, zou je denken…

Vanaf 1964 werden regio’s zoals het (armere) Zuiden uitgesloten van volwaardige deelname aan de maatschappij. Italië viel in twee delen uiteen: het proletariaat en de welvarende burgerij die profiteerden van de min of meer aan hen aangeboden goedkope arbeid. De ontwikkeling van die groepen liep niet synchroon…

Vanaf die periode trokken veel arme Zuid-Italianen voor werk naar het rijke Noorden. De technologische vooruitgang die plaatsvond in en rond Turijn en Milaan zette de toon voor een samenleving waar minder plek was voor authentieke gemeenschappen. Taal speelde hier een onderschatte sleutelrol.

Pasolini realiseerde zich al tijdens zijn (vooroorlogse) tienerjaren de waarde en kwetsbaarheid van lokale dialecten. Hij zag de directe relatie tussen communicatie en handeling en de daaruit ontstane gemeenschappen die uiteindelijk met elkaar een regio, land, volk et cetera vormen. Zijn leven lang verdedigde hij deze wortels van de cultuur en hij zette zich in voor behoud en gebruik.

Gij zult een goed consument zijn…

Pasolini voorzag – ruim 45 jaar geleden al – de maatschappelijke revolutie die de Italiaanse samenleving radicaal zou veranderen. Hij stelde vroegtijdig aan de kaak dat goede burgers niet langer nodig zijn, maar alleen nog goede consumenten. Dit bracht een antropologische mutatie teweeg die ten koste ging van bestaande culturen. Kijk naar de westerse mondiale cultuur en begrijp dat de wortels voor die maatschappelijke transformatie direct na de Tweede Wereldoorlog al stevig de grond in gingen.

Pasolini:

“Iedereen weet dat wanneer de uitbuiters goederen produceren, ze in feite sociale patronen produceren. De uitbuiters van de Tweede Industriële Revolutie (consumptiemaatschappij gekenmerkt door kwantiteit, overtollige goederen en hedonisme) produceren niet alleen nieuwe goederen: ze produceren ook een nieuwe mensheid.”

“Consumptisme kan de nieuwe sociale patronen die de uitdrukking zijn van nieuwe productiemethoden onveranderlijk maken door via hedonistische ideologie een context van valse tolerantie en valse lekenwaarden (een leek is een lid van een volk – red.) te creëren.“

Wat Pasolini in die jaren opmerkte, was in feite een opmaat naar het nu allesoverheersende en alom vertegenwoordigde consumptisme waarbij een samenleving is ontstaan door goedkeuring van de consument, gevoed door het conformisme van de nieuwe geestelijken van links, geïnfecteerd met eigentijds fascisme (en opkomst van extreem rechts, polarisatie en populisme), waar het subproletariaat (menging van legale en illegale arbeid door vluchtelingen en gastarbeiders) een speelbal is en de toestand en het lot van de cultuur en taal van de ondergeschikte klassen (en minderheden) worden veroordeeld en dus uiteindelijk verdwijnt.

De taal van de TV (en massamedia, reclame et cetera) neemt de overhand en wordt de belangrijkste invloed op een maatschappij. Er ontstaat weliswaar een nieuwe, min of meer uniforme, cultuur. Maar wel een die uit nood geboren is en meedogenloos het verleden het verleden laat. Deze nieuwe pragmatische cultuur wil groeien en vooruit en kenmerkt zich door snelle bevrediging en kortzichtigheid, met veel uiterlijk vertoon en is minder gericht op verbinding en overlevering.

Ik kijk uit naar de volgende stap…

Veranderen anno nu

De Derde Industriële Revolutie, met een focus op communicatie en digitalisering, diende zich min of meer geluidloos aan in de periode na de Tweede Wereldoorlog. Gebruik en inzet van computers en netwerken leverde de informatiemaatschappij en diensteneconomie op waarin jij en ik nu leven. Althans, dat neem ik aan.

Nu de technologische ontwikkelingen zo snel gaan dat bedrijven eenvoudigweg verdwijnen als ze het tempo niet bijhouden, lijkt het mij belangrijk om de geleerde lessen uit het verleden toe te passen op de methodieken van vandaag. 

Het is voor mij een vraag wat de invloed is van de overgeslagen (of genegeerde) stappen en de ongelijkheid van kennis, kunde en ontwikkeling op het voortdurende transformatieproces van organisaties. Algemene en overkoepelende kaders verschillen (binnen een maatschappij) niet alleen tussen generaties, maar ook binnen generaties. Dat maakt transformatie van met name grotere organisaties lastig. Daarnaast gaat de technologie zo snel en wisselen de maatschappelijke vooroordelen en inzichten zo razendsnel dat het voor groepen (lastig: wat is de betekenis van ‘groepen’ anno nu?) niet meer bij te houden is en verwarring en chaos een constante zijn in de maatschappelijke discussies.

Dat een gemeenschappelijk en min of meer eenduidig verleden bijdraagt aan begrip en tolerantie tussen mensen lijkt mij net zo logisch als een gezamenlijke taal die een groep, volk of regio spreekt. De menselijke maat wordt wat dat aangaat nog steeds – of wellicht zelfs steeds vaker – letterlijk en figuurlijk aangegeven door een lexicon.

(Meer over het Italië van zestig jaar geleden lees je in het tweede deel van mijn trilogie over Pasolini.)

2. De rol van taal in muziek

Je las eerder al over het vakantieadres uit mijn jeugdjaren. Tot zomer 1985, ik werd toen 18, genoot ik van Nijverdal en de bossen van de Sallandse Heuvelrug. Zoals geen enkele regio in Nederland echt omvangrijk is, bestaat Nijverdal en omstreken uit stukjes cultuur, elk met een eigen identiteit. De taal verschilt er echt per dorp. Zo praat men in Nijverdal Twents en in het op loopafstand gelegen Hellendoorn Sallands. Ik was jong en leerde de verschillen.

Eigenlijk vond ik de waarneming dat Nederland verre van een homogene cultuur is vergelijkbaar met mijn thuisgrond. In Delft sprak men een mengeling van Rotterdams en Haags. Ook de dorpen en steden rondom Delft hadden eigen gebruiken en dialecten.

Aan de westzijde van Delft fietste ik het Westland in, met inderdaad ook al snel buiten de stadsgrens eigen dialecten. Noordwaarts, in Rijswijk hoorde ik Algemeen Beschaafd Haags. Via Rijswijk volgde ik regelmatig de Vliet, een kanaal wat tussen Delft en Rotterdam de Schie heet, naar Leiden. En ja hoor, ook daar sprak met met trots een kenmerkende taal.

Popmuziek uit mijn jeugd

Via de popmuziek kwam de trend ‘zingen in je moers taal’ tot uiting in de hits van groepen als Normaal. De grondlegger van de boerenrock scoort in 1977 de megahit ‘Oerend Hard’. Cabaretier Toon Hermans schreef al liedjes in zijn Sittardse moedertaal. Hij was daarmee tot dan toe de uitzondering in het Nederlandstalig repertoire dat voornamelijk bestond uit volkse deunen en keurig ABN zingende Heintjes, Willeke Alberti’s en Robert Longs.

Ook uit Limburg kwamen de Janse Bagge Bend, Gé Reinders en Rowwen Hèze. Het hek was van de dam en de Top40 vulde zich vanaf eind jaren 70 met hits van Klein Orkest (Haags), Drukwerk (plat Amsterdams), Frank Boeien Groep (Nijmeegs) en vergelijkbare Nederlandstalige bands die hun oorsprong duidelijk lieten doorklinken in hun liedjes.

Ik was fan van Raymond van het Groenewoud die met schorre stem luidkeels zijn rocksongs in het Vlaams bracht. Ook die stroming kwam onze hitlijsten in. Denk aan Ivan Heylen, Urbanus en Johan Verminnen.

Voor jonge tieners die geen idee hadden waar The Jam, Blondie en The Police over zongen, kwamen de verstaanbare en dus beter begrijpbare teksten als manna uit de hemel. Na het album ‘Uitholling overdwars‘, met Toontje Lager, Nasmak, Noodweer, Braak en Doe Maar, volgden De Dijk, Het Goede Doel, The Scene en Tröckener Kecks.

Vanaf de jaren 90 vestigde Het Nederlandstalige Lied zich definitief als volwaardig alternatief voor een goede popsong. Dat was voor die tijd met namen als Rob de Nijs, Peter Koelewijn en Nico Haak natuurlijk niet vanzelfsprekend. De rol van dialecten om songs in de eigen taal te erkennen speelde daarin volgens mij een belangrijke rol.

Ik trakteer je op een favoriet, uit Delft. Kies je uitvoering:

Rapmuziek

Een vergelijkbaar verhaal kan ik opstellen over de rapmuziek, die via de Last Poets (van Abiodun Oyewole en Umar Bin Hassan), Grandmaster Flash, Gil Scott-Heron (“The Revolution Will Not Be Televised“) en Afrika Bambaataa (“Planet Rock“) vanaf midden jaren 70 samen met wild gespoten graffiti de West Europese jeugdcultuur een flinke draai gaf die mij en mijn jongere broer niet onberoerd liet.

In Nederland starten de United Street Artists in 1982/3 de graffiti scene op in Amsterdam, duo MC Miker G & DJ Sven hadden in 1986 een hit met de zoutloze ‘Holiday Rap’ en iets later confronteerde Osdorp Posse de nederpop met keiharde en ongefilterde rap in plat Amsterdams.

De rol van taal binnen de hiphopcultuur is cruciaal, en geeft in geschreven, gesproken en gerapte vorm op een uniek krachtige wijze vorm aan boodschappen die onmiskenbaar doel treffen. En succesvol, want de opmars gaat tot ver in de nieuwe eeuw door.

Meer over taal en tekst lees je in ‘Tekst: de belangrijkste uitvinding ooit‘.