Rijden met de Alpine A110 Pure

Augustus 2020 – Zomer 2020 is de Alpine A110 drie jaar op de Nederlandse markt. De lichte sportauto is niet onopgemerkt gebleven en wordt door menigeen genoemd als de ultieme Drivers Car van dit moment. Autoliefhebbers met enig historisch besef zijn bekend met de roots van de rappe Fransoos.

De kleine wendbare originele A110 rijdt in de jaren ’60 en ’70 behoorlijk wat prijzen bij elkaar en is samen met de Lancia Fulvia en Porsche 911 het rally-wapen van die tijd. Hoogtepunten: in 1971 schrijft Ove Andersson in een A110 de Monte Carlo Rally op zijn naam en in 1973 wint Alpine het WRC-kampioenschap.

De sportieve toon is gezet. In 1971 komt Alpine met opvolger A310. Aanvankelijk met viercilinder uit de Renault 16 en vanaf 1976 met 2,7 liter PRV6 achterin de kont. Met zo’n Alpine maak ik enkele jaren geleden kennis. In mijn jeugd vergelijk ik de A310 met het G-model van Porsche. Ook een sportauto met zescilinder achterin en eveneens met rally-genen. “Ik had jarenlang zo’n 911 maar mijn Alpine rijdt echt stukken beter”, aldus eigenaar Mick. Dat moest ik eens zien.

Al na enkele minuten rijden kan ik hem niet anders dan gelijk geven: een 3.2 liter 911 uit dezelfde periode is hier de mindere auto, zeker als het om wegligging gaat. Als toegift deelt Mick me mee dat onderhoudskosten vergeleken met de 911 een lachertje zijn en zijn Alpine gewoon buiten staat. Want plastic body.

Alpine A310 van Mick

Na mijn rit met de oude Alpine A310 werd ik benieuwd naar de nieuwe Alpine A110. Ik las en bekeek tientallen reviews in automagazines en op internetplatforms. Mijn maatje Michel schaft in 2019 een donkerblauwe A110 Pure aan en maakt vanaf Dag Een in geuren en kleuren aan mij duidelijk hoe praktisch en comfortabel zijn Alpine is. Zeker in vergelijking met zijn vorige sportauto, een vurige Lotus Exige.

Alpine A110 Pure (upgrade) van Michel

In mijn functie als hoofdredacteur voor RS Porsche Magazine (2017-2019) reed ik de nieuwste Cayman en Boxster (vierde generatie, Type 718), eveneens een lichte sportauto met middenmotor. Ik stel me voor dat Alpine in het genre der lichte sportwagens een rol tussen de Porsche en Mazda’s MX-5 vervult. Want, hoeveel keus is er in die categorie op de huidige markt? Wie geen Hot Hatch ambieert en een Elise / Exige te spartaans vindt, komt al snel uit op zo’n (nieuwe of gebruikte) Mazda of Porsche.

Alpine A110 rijden

Op zaterdagochtend 18 juli 2020 is het zover, met dank aan Alpine Centre Hengelo / Munsterhuis. Hieronder mijn indruk.

Fijne club om mee op pad te gaan

Wat vind ik van de buitenkant?

De styling neemt duidelijk design-elementen van de klassieker 1300 / 1600 Alpine over, al weet ik stiekem van eigenaren dat de rijbeleving meer verwantschap heeft met de A310 en de latere GTA en A610. Ik zag de nieuwe Alpine’s al in het wild rijden en meestal in het typische Alpine-blauw. Niet echt origineel en ik vind het een beetje overdone. Beken kleur, denk ik dan, en kies jouw kleur.

Fraai gelijnde auto’s mogen van mij in lichte kleuren hun schoonheid tonen en het is de in wit uitgevoerde A110 Pure die mij van de door Alpine Centre aangeboden vier demo-auto’s direct aanspreekt. Tijdens de gastvrije koffie met taart in de demo-ruimte bekijk ik de folder met typische retro-kleuren waarmee Alpine het koperspubliek dit seizoen probeert te verleiden. Wat voor de Fiat 500 al jaren lukt, moet voor de A110 ook goed gaan komen: elk jaar een exclusief kleurenpalet. Doe mij een Alpine in Zonnebloem geel. Staat fraai met de zwarte accenten in de velgen.

Goed gelukt vind ik de achterpartij. Horizontale gebogen lijnen combineren erg gaaf met een Fast Forward Look richting voorkant. Het neusje vind ik wat minder. Al verwijst de verlichting keurig retro naar het illustere rally-verleden. Verder geen klachten.

Met 18 inch lijken de wielen mij al snel te groot voor het ranke lijfje. Maar dat ben ik. Als liefhebber van klassiekers zie ik graag een vette rand rubber om een kleinere velg. Geen idee hoe de standaard gemonteerde 17” – wat mij betreft optisch de limit – rijdt, maar dat zou mijn keuze zijn. Nadeel is dat betere (grotere) remmen vanaf 18” worden aangeboden…

Hoe zit het?

Net als bij het grotere broertje Porsche Cayman gaat de deur makkelijk open en vind ik vrijwel direct een fijne zit achter het stuur. Dat duurde me bij een Elise en MX-5 iets langer en is bij sommige sportauto’s gewoon niet te doen. En dan is rijden niet fijn. Ik ben blij met de handmatige verstelling van de uiterst lichte stoel, mis de vierpuntsgordels (optie) en draai instinctief de binnenspiegel goed. Startknop op de middenconsole, voet op de rem, een druk op D en ik sla de motor aan. De sportknop maar gelijk ingedrukt, even een dotje gas en de deur kan dicht. Met de raampjes open rollen we weg.

Passagier Lilian zit ook gelijk goed. Ze kan de iPhone niet kwijt op raam of dashboard en besluit dan maar zonder navigatie te vertrouwen op de kennis van de voorste Alpine van ons gezelschap: ervaringsdeskundigen Michel en zijn Yvonne. Zij kennen immers de buurt en zijn eigenaar van een iets getweakte donkerblauwe A110 Pure, waarover later meer. De pret kan beginnen. Onze gang of five rolt het bedrijfsterrein af.

Klopt het ergonomisch een beetje?

Op het eerste gezicht is er niet veel mis met ons tweepersoonskantoortje voor de komende drie uur. Er is bewegingsvrijheid, zicht rondom, de console is ideaal van proporties en de stoelen zitten super. Een Cayman voelt luxer en chiquer. Een Lotus is echt behoorlijk krapper en vooral harder. In een MX-5 zit een passagier van ons formaat (1.85m) gewoon niet fijn. In de spiegels zie ik wat ik wil zien en de Alpine voelt via de bedieningsorganen direct goed aan.

Minpuntjes? Hoe krijgen we de radio uit! Rechtsonder mijn stuur, enigszins verscholen achter de schakelflipper, zit een lelijke vierkante puist met volumeregeling. Lilian zorgt dat we ongestoord van de 1.8 liter turbo kunnen genieten. Het torretje geeft in de sportstand bij gas los fijne spettergeluidjes.

De eerste meters: went het snel?

Ja, ik reed zelden in een auto die me zo snel als gegoten zat. En ik ben een zeurpiet. Een auto die niet goed zit, wil ik niet. Daar ben ik snel klaar mee. Tot 3.000 toeren rolt en roffelt onze Pure lekker door het stadsverkeer en rijdt het vlot en soepel. Omdat de Renault Mégane viercilinder nog koud is, flipper ik de eerste kilometers bij (short shifting) om de aandrijflijn op bedrijfstemperatuur te krijgen. Zodra de binnenwegen in zicht zijn, gaat het gas er op. Gasgeven geeft direct een prettige versnelling. Dankzij het lichte gewicht schieten we zonder enige hapering van horizon naar horizon. Dat smaakt naar meer.

Hoe is de wegligging?

Wat de Alpine zo Alpine maakt, is de wegligging. Soepel en comfortabel en toch enorm communicatief. Wie strakheid in een sportwagen zoekt (denk moderne Porsche, Lotus) zal even moeten wennen aan het rubberige en misschien zelfs wel zoekerige karakter. Ik hou er van. Sommige Japanse sporters van 20 of meer jaar geleden, komen mij vergelijkbaar lichtvoetig over. Het voelt voor de minder ervaren chauffeur alsof echte grip ontbreekt. Het tegendeel is waar. Vertrouw op wat je kan en ga niet over je grens.

De communicatie zit in de som der delen. Wie de zintuigen kan verdelen over handen, voeten, kont, ogen en oren heeft aan de Alpine direct een heerlijke rijdersauto. Ben je dit niet gewend en wil je een strakkere, hardere en meer directe afstelling? Volg dan het advies van Michel en pas je Fransoos aan met Eibach veren van Life110 en een andere geometrie, 30% hardere vering, 18 inchers, een ‘drop’ van 16 mm en een modificatie aan de stuurinrichting.

Meer wensen dan grotere remmen (helaas vanaf 18”) en een iets directer stuurgevoel heb ik voorlopig niet. We volgen de route naar een landhuis met parking om even tegen de bandjes te trappen en een boterhammetje te eten.

Hoe klinkt en voelt de turbomotor?

Regelmatig gas loslaten, blijft constant een verleidelijke optie. Bij een rustige sportieve rijstijl kies ik de momenten dat ik de motor rustig uit laat lopen, wat zich vertaald in druk geborrel met af en toe een doffe klap. Verwacht geen AMG-spektakel. Af en toe een sprintje trekken is een kwestie van twee of drie tikken terugschakelen en doorstampen. Ver boven de 6.000 toeren doorhalen was die zonnige zaterdag niet nodig. Het Twentse landschap biedt daarvoor een chronisch gebrek aan rechte stukken. Niet erg!

De rauwe soundbyte verveelt niet snel. Vanuit de cabine klinkt het prima en gelukkig niet te luid. Een nare monotone motordreun zoals bij de turbo’s van Fiat Abarth en Alfa (1.4 en 1.7) ontbreekt, al vind ik het geluid van de Alpine niet kenmerkend of bijzonder. Er is voldoende koppel om de 1.100 kg plus twee personen rap voort te stuwen en in de hogere toeren zwiept de Alpine lekker door de zeven gangen. Fijne flipperbak trouwens.

Het onderstel kan meer aan dan de 250 pk die thans op de achterwielen wordt losgelaten. Een motor die echt speciaal aanvoelt (en klinkt) en meer vermogen afgeeft, zou de totaalervaring zeker verhogen. Ik denk aan iets als de 325 pk zescilinder van de Mitsubishi Evo of de 300 pk vijfpitter turbo uit de Ford Focus RS. Misschien tovert Alpine een A110S Stage 2 uit de hoed. Al vrees ik dat er eerder een elektrische variant bijkomt.

De vergelijking met de Porsche Cayman

Ja, daar was het me om te doen he? De Elise en de MX-5 vallen voor mij af, want te hard en te krap. De inmiddels alweer 20 jaar oude Honda S2000 vond ik echt een perfecte rij-auto. Een benchmark roadster. Zo jammer dat Honda geen vervolg gaf aan deze uitgebalanceerde sportwagen, die qua rijeigenschappen de geprezen NSX overtrof. Onbenut potentieel.

De 718 Boxster en Cayman lijken op papier vergelijkbaar met de Alpine. Ook al zijn gewicht, vermogen en nieuwprijs ongeveer een kwart hoger. Al tijdens mijn eerste meters in de A110 Pure ging de vergelijking echter compleet mank en gedurende de rit werd ik gesterkt in mijn mening. Porsche levert een veel completere auto die werkelijk op alle fronten beter scoort. En dat mag ook wel, gezien het hogere prijskaartje. En toch zou ik een Alpine kiezen.

Waarom kies ik voor de Alpine?

Het Duitse interieur oogt doordachter en is gewoon completer. De materialen zijn luxer en werkelijk alles is verstel- of aanpasbaar. Uiterlijk heeft de Porsche meer te bieden en is gewoon een spectaculaire auto om te zien. De boxermotoren (2.0 en 2.5 turbo) zijn specialer en de versnellingsbak (PDK) is de beste in zijn soort. Zeker met PASM aan boord kun je je geen betere sportauto wensen dan een wendbare Porsche 718.

Mijn gevoel zegt me dat een echt ervaren chauffeur de Alpine achter zich zal laten, zeker op een circuit. Mijn dagjes Boxster T (300 pk 2 liter) en Cayman GTS (365 pk 2.5 liter) staan in mijn geheugen gegrift. De grenzen van die auto’s opzoeken, is een avontuur en voor de gemiddelde rijder ronduit gevaarlijk. In de praktijk tonen autojournalisten aan dat de snelheidsverschillen tussen Duitser en Fransoos minimaal zijn.

De Alpine is veel bovendien gemoedelijker. En ook nog eens ruim 300 kg lichter. Dit vertaald zich naar veel minder elektronische assistentie om de auto op de weg te houden. Het voelt alsof je zelf rijdt, en dat is bij de Porsche zeker niet zo. De begeleidende hand zit mij na verloop van tijd in de weg en dat irriteert al snel. Met uitgeschakelde systemen hebben de Porsches het niet makkelijk met zichzelf. De hoeveelheid massa zit de rij-ambitie in de weg. Iets waar de Alpine totaal geen last van heeft. Dit vertaald zich in een uiterst ontspannen rij-ervaring waar ik geen genoeg van krijg. Chapeau.

Kortom: geef mijn portie maar aan Fikkie. In de categorie ‘sportauto onder de ton’ laat ik de Boxster staan en kies mijn Zonnebloemgele A110 (specifiek 2020) met rem-upgrade. Uh wacht, er komt misschien een targa binnenkort. Very tempting.

Wat valt me op?

Dat de Alpine zo toegankelijk is, geeft voor mij de doorslag om een beetje verliefd te worden. Verder zit ik goed, kan voldoende bagage kwijt en ontbreekt er een nare ‘knik’ in de performance curve. Bij veel sportwagens merk je een overgang van rustig rijden naar sportief rijden. Ongetwijfeld elektronisch op te lossen maar voor een A110 niet nodig. Van kalm rond hobbelen tot rappe bochtencombinatie kan in een vloeiende beweging. Je hoeft geen Verstappen te zijn om je de Max te voelen. Heel fijn: met ramen open rijden, kan zonder gebonk en gefluit!

Wat valt me tegen?

Tja, wie goed zoekt zal goed vinden maar ik had die behoefte niet. Misschien enkele bedieningsdingetjes.

Wat wil ik echt anders dan?

OK. Dan toch echt die rare volumeknop-puist. Dat kan echt niet zo. Langer nagedacht, mag de radio er van mij ook uit. De nieuwste Mégane heeft overigens inmiddels een veel mooiere bedieningsknop. Ik verwacht dat Alpine deze modificatie overneemt. Liever zie ik een knappe mogelijkheid om mijn mobiel aan te sluiten voor muziek, navigatie en gesprek. De hoogte (laagte) van de voorruit staat dat nu niet toe. In de hoek links voor, tussen A- en B-stijl vind ik geen optie. Midden, voor op het dashboard en zonder het zicht te belemmeren: lukt dat? Vast wel.

Mijn eindoordeel

Superauto met een goede verhouding van prijs en kwaliteit. Aanrader voor iedereen met een puur rijdershart. Ga op zoek naar een gebruikte!

Consumentenadviesprijs zomer 2020 vanaf € 65.800.

Met dank aan Alpine Centre Hengelo https://www.alpinecentrehengelo.nl/

Munsterhuis https://hengelo.ferraridealers.com/nl_nl/