Pier Paolo Pasolini: aanloop naar zijn laatste rede (1)

April 2020 – In april 2019 bezoeken Lilian en ik voor de tweede maal de heerlijke stad Lecce, op het schiereiland Salento in de Italiaanse regio Puglia.

Totaal onverwachts lees ik op een muur een gedicht van mijn held Pier Paolo Pasolini (Bologna, 5 maart 1922 – Lido di Ostia, Roma, 2 november 1975).

Ik vraag me af of de tekst een bijzondere betekenis voor deze plek heeft en stuit op de fascinerende geschiedenis van zijn laatste publieke rede, blijkbaar hier in de stad Lecce.

Verkeersplein kruising Viale dell’Università met links het begin van de Via Taranto – © Google Maps

Mijn oog viel bij een vorig bezoek al op een markant gebouwtje naast het verkeersplein met de Obelisco, aan de entree van de sfeervolle Via Taranto. Op een van de muren staan de woorden van Pasolini geschilderd. Voordat ik in het verleden duik en het laatste optreden van Pasolini beschrijf, geef ik wat kader.

Wat vooraf ging…

Gustavo Buratti Zanchi (1932 – 2009), ook wel Tavo Burat, was een schrijver, dichter, journalist (oprichter van La Slòira, een magazine opgesteld in de Romaanse minderheidstaal Piëmontees), docent, Waldens (actief lid van de Chiesa Evangelica Valdese), neo-Dolciniaan en een politiek actieve (socialist, milieu-activist), historische en Italiaanse geleerde. Hij was tevens een verdediger van de taalkundige minderheden en voorstander van lokale autonomie. In die laatste hoedanigheid nodigt Tavo Burat in de herfst van 1975 zijn vriend Pasolini uit voor een optreden in Lecce.

Pasolini hield op 21 oktober, in de Palmieri middelbare school in de wijk ten oosten van de imposante Porta Napoli, zijn beroemd geworden gespreksles Volgar’eloquio (De Vulgaire Welsprekendheid), over de verdediging van het gewone spraakgebruik en dialect. ’s Middags ging een bont gezelschap verder in het nabijgelegen stadje Calimera. In de Griekse cultuurclub Circolo di cultura grecanica di Calimera*, gevestigd in het Palazzo Mayro-Murrone aan de Via Mayro, droeg Pasolini gedichten voor en werd het programma voortgezet met zang en dans.

Zijn laatste openbare interventie krijgt extra betekenis omdat hij enkele dagen later wordt vermoord. In de nacht van 1 op 2 november 1975, op het strand van Idroscalo di Ostia, 10 km ten westen van Rome, werd Pasolini in elkaar geslagen en overreden door zijn eigen Alfa Romeo GT Veloce.

* Het dorpje Calimera ligt 10 km ten zuiden van Lecce, in Grecìa Salentina, een linguïstisch gebied van negen gemeenten waar Grecanico (Grico), een oude Griekse taal, wordt gesproken. Deze historische regio vormt het hart van het schiereiland Salento.

Via Mayro, Calimera – © Google Maps 2020

Het gedicht in Lecce

De Via Taranto in Lecce is voor mij en Lilian een speciale plek. Misschien zijn het de buurtwinkeltjes, de gammele barretjes, de opticien waar ik mijn bril kocht, het eenvoudige eettentje waar we tijdens een stortbui van een onwaarschijnlijk heerlijke lunch genoten, de verkoeling en het gefilterde licht tussen de bomen, de wandeling naar de supermarkt aan het eind links, in de overgang van de oude stad naar de naoorlogse nieuwbouw…

In april 2019 bezoeken we Lecce opnieuw voor een tweewekelijkse cursus Italiaans. ’s Ochtends les, na de lunch de stad in en ’s avonds op culinair avontuur. We lopen regelmatig door de Via Taranto, van ons appartement naar de stad. Op een dag staat het licht goed op de woorden van Pasolini en maak ik een foto:

La religione del mio tempo / Viale dell’Università

Het vreemde ronde gebouwtje lijkt op een lang geleden gesloten krantenkiosk. Richting stad kijk je naar de massieve Porta Napoli en de scharrige universiteitsgebouwen die parallel lopen aan de drukke Viale dell’Università.

Tot ik dit blog schrijf, had ik geen idee van de woorden van Pasolini. Ik zocht het gedicht, vertaalde het en zeg het in mijn woorden.

La religione del mio tempo

(Milano, uitgeverij Garzanti, 1961)

– Nei rifiuti del mondo,
Nasce un nuovo mondo:

nascono leggi nuove
dove non c’è più legge;

nasce un nuovo onore
dove onore è il disonore…

– Nascono potenze e nobiltà,
feroci, nei mucchi di tuguri,

nei luoghi sconfinati dove credi
che la città finisca, e dove invece
ricomincia, nemica, ricomincia
per migliaia di volte, con ponti
e labirinti, cantieri e sterri,

dietro mareggiate di grattacieli,
he coprono interi orizzonti.

In mijn woorden:

De religie van mijn tijd

(Milaan, uitgeverij Garzanti, 1961)

– In het afval van de wereld
wordt een nieuwe wereld geboren:

Nieuwe wetten worden geboren
waar geen wet meer is;

een nieuwe eer wordt geboren
waar eer oneer is…

– Zij met bevoegdheden en van adel worden geboren,
woest, in de stapels krotten,
op grenzeloze plaatsen
waar je denkt dat de stad eindigt,

en waar de stad in plaats daarvan
opnieuw begint, als een vijand, begint
duizenden keren opnieuw,
met bruggen en labyrinten,
bouwplaatsen en grondwerken,
achter een branding van wolkenkrabbers,
bestrijken ze hele horizonten.

Wat Pasolini voor mij betekent

Ik ben 18 en maak kennis met het fenomeen Pasolini. Hij maakt op mij een onuitwisbare indruk. Pier Paolo snijdt kwesties aan die me blijvend achtervolgen. Zijn verschijning spreekt mij ook aan: hij is een krachtige figuur om te zien, met een ruwe kop en typisch Italiaans haar. Hij bedekt zijn felle ogen vaak met een indrukwekkende zonnebril. Tussen typische tienerhelden als Bono, Malcolm X en Jan Wolkers slaat hij geen gek figuur.

Homo of niet, ik kan me moeiteloos verplaatsen in zijn eclectische multi-issues en intense aanpak der dingen. Hij is een dissident, een katholieke marxist, een dwarse criticus die onomwonden zijn meningen vorm geeft in schrift, beeld en geluid. Hij staat voor wie en wat hij is, en is links noch rechts. Hoe kan iemand zo duidelijk zijn en tegelijkertijd zo divers en uitgesproken?

De combinatie van factoren, de mix van kunst, kritische statements en zijn uitingen zoals waanzinnig vormgegeven films met spectaculaire onderwerpen gesitueerd in brute omgevingen, boeien mij mateloos en zuigen mij zijn universum in. Stapje voor stapje diep ik de onderwerpen uit die Pasolini mij toen, en nog steeds, bezighouden. Ik neem de tijd.

Hij is een van de weinige figuren – influencers – uit mijn jeugdjaren die ik trouw blijf. Niet alleen vanwege zijn kunstuitingen maar meer nog door mijn continue uitdieping van zijn gedachtengoed. Zo maakt hij zich sterk voor behoud van lokale Italiaanse dialecten en de cultuur die erbij hoort. Daar gaat ook zijn Volgar’eloquio over.

Voor een Rotterdams knulletje in een gezin met een voorliefde voor de lappendeken van Nederlandse micro-culturen, opgroeiend in de uitbreidingswijken van Delft, zomervakantie vierend in Twente en Vlaanderen en met een onstilbare honger naar antropologische kennis, kwam de grote wereld samen in een persoon die mij duidelijke aangaf dat binnen een cultuur het gedrag van het individu bepalend is om die cultuur vorm en betekenis te geven. De Renaissance (officieel 14e t/m 16e eeuw) loopt wat mij betreft door tot in onze tijd.

Maar het gaat verder. Tijdens zijn te korte leven, hij werd 53, plaatste hij kritische noten bij de naoorlogse ontwikkeling van de (Italiaanse) maatschappij. Hij legt accenten op thema’s als (over)consumptie, effect van economische groei op milieu, fascisme en de laksheid (of het gemak) waarmee de burger ‘alles’ over zich heen laat komen. Deze thema’s spreken mij ongelofelijk aan.

Daarnaast is hij net als ik een eclectisch en mateloos persoon. Iemand die zich recht voor zijn raap uitlaat en constant onderzoekt wat hem bezighoudt, niet geremd door conventies, aangegeven grenzen of spelregels, heersende ethiek of verhoudingen. In elke vorm die hij oplevert, maakt hij een statement met een krachtig verhaal. Elk gebaar is wezenlijk en verre van argeloos. Terloops bestaat niet voor hem. Voor mij ook niet overigens.

Dat Pasolini zich juist niet bezighield met de opbouw van een oeuvre of zich beperkte tot een eigen territorium, trekt mij des te meer aan. Hij gooit zijn lichaam in de strijd en trekt zich van angst niet veel aan. Dit is voor mij een herkenbaar gevaar. Zonder partner die mij bewaakt, loop ik met versnelde pas af op zaken die niet goed voor mij zijn. Zover als Pasolini ging, ga ik niet. Durf ik niet.

Tijdloze issues

In Pasolini vind ik eindelijk een soortgenoot die zich constant verdiept in andere culturen en volkeren, met alle gewoonten en gebruiken die daarbij horen. Eindelijk vond ik iemand die de parallel naar de moderne tijd legt en de geschiedenis kent, begrijpt en uitlegt cq projecteert op het nu. Zijn beschrijvingen (films, boeken, artikelen, lezingen) blijven om die reden voor mij tijdloze documenten. Gemaakt in een bepaalde periode en (voor wie het herkent) reflecterend op de tijd waarin ze zijn gemaakt. Altijd met die genadeloos duidelijk link naar nu.

De komende generaties kunnen via zijn films leren van geschiedenis, heden en toekomst. Voor mij ondersteunen ze mijn levensbeschouwing en geven richting en houvast bij iedere stap die ik maak. Pasolini snijdt in zijn werk en optredens onderwerpen aan die ook nu nog ongekend actueel zijn. Wat is er in de tussentijd gebeurd? Wat is de invloed van zijn woorden, zijn visie en zijn voorspellingen?

Als frequent bezoeker van bibliotheek en boekenwinkel speur ik vanaf het midden van de jaren 80 naar boeken van Pasolini, maar meer dan enkele vertaalde essays van zijn hand tref ik niet aan. Wel vind ik verslagen, beschrijvingen en beschouwingen van zijn werk en leven, kritiek van tegenstanders en veel onbegrip over de rol die Pasolini speelde in de jaren 50, 60 en 70. Begrijpelijk als je in die tijd openlijk homoseksueel, communist en criticaster van ‘het systeem’ bent.

Pasolini is bij het grote publiek bekend van zijn controversiële films. Aangezien ik het Italiaans niet machtig ben, beperk ik me tot zijn ondertitelde werk. In het Haagsche Filmhuis verslind ik zijn epische Medea (1969, met Maria Callas), geniet van de rauwe Accattone (1961) en kijk vol verbijstering naar de bijbelverfilming Il vangelo secondo Matteo (1964). Op de VPRO en de Belgische TV zie ik de Griekse tragedie Edipo Re (1967) en het Middeleeuwse Il Decameron (1971).

Bij Salò o le 120 giornate di Sodoma (1975) haak ik af. Ik begrijp welke statements Pasolini wil maken en ben als frisse nieuwsgierige twintiger nog niet klaar voor zijn versie van decadentie, overdadigheid, misbruik van macht en de beelden die dit oplevert. Ook nu voel ik geen prikkel voor een re-view. Al begrijp ik de verwijzing naar de naoorlogse Republiek van Salo en het gevaar van het steeds sterker opkomende fascisme in Europa waartegen zijn film een aanklacht is.

Eenzame fan

Tot nu vond ik geen gelijkgestemden om mijn interesse in Pasolini mee te delen. Medea zag ik tweemaal met een Callas-fan, en dat was het. De met veel pathos aangezette filmbeelden boeien vrijwel iedereen. De intensiteit, de dynamiek, het drama, de datering en daarmee traagheid van de films zijn voor menigeen niet te verteren. Ik besef dat de inhoud en de wijze van vertellen nogal wat van lezer en kijker vergen en moet dus eenzaam berusten in mijn belangstelling voor mijn held Pasolini. Zijn schrijfwerk van na 1966 wordt gelukkig steeds vaker relevant gevonden en dient regelmatig als duiding van de actualiteit.

Pasolini benoemd gedurende zijn leven onverbloemd en ongeremd zaken die hem bezighouden. Alleen al vanwege zijn vitaliteit en nieuwsgierigheid blijft hij voor mij een toetssteen voor mijn kijk en aanpak op het leven om mij heen. Hij blijkt telkens een gids op een pad dat mij toevallig overkomt maar wat hij veel eerder bewandelde en dus beter kent.

De rol van zijn verbondenheid met Salento was voor mij nieuw. En ik werk dan ook met plezier de aanloop naar en de omstandigheden van zijn laatste rede uit.

Maar eerst iets over de man zelf. Ten eerste om zijn achtergrond duidelijk te maken en ten tweede om uit te leggen waarom hij voor mij zo’n ongelofelijk belangrijke en inspirerende figuur is.

Wie is Pasolini?

Globaal bekeken is Pasolini een mega-interessante figuur uit het na-oorlogse Italië. Hij wordt beschouwd als een van de grootste kunstenaars en intellectuelen van de twintigste eeuw. Pasolini is met name bekend als cineast en schrijver maar hij is ook schilder, filosoof, journalist, linguïst, vertaler en essayist.

Hij schrijft niet alleen in het Italiaans, maar ook in het Friulisch, een Reto-Romaanse (Alpenromaanse) taal die wordt gesproken (en niet geschreven) in het uiterste noordoosten van Italië. Dit is de autonome regio waar zijn moeder vandaan komt. Lerares Susanna Colussi (10 maart 1891 – 1 februari 1981) werd geboren in het stadje Casarsa della Delizia in de Noord-Italiaanse regio Friuli-Venezia Giulia.

Het gezin Pasolini woont vanaf 1921 in Bologna. Een jaar na het huwelijk wordt Pier Paolo op 5 maart 1922 geboren uit Susanna en Carlo Alberto Pasolini (26 juni 1892 – 19 december 1958), een Bolognese infanterieofficier en lid van Pasolini dall’Onda, een oude adellijke familie uit Ravenna. Vanwege het beroep van Carlo Alberto verhuist het gezin bijna jaarlijks. Als op 4 oktober 1925 (broertje) Guidalberto ‘Guido’ Pasolini wordt geboren, wonen ze in Belluno, 40 km boven Venetië.

Een jaar later, op 31 oktober 1926, verijdeld vader Pasolini de aanslag op zijn werkgever Benito Mussolini. Carlo Alberto herkent een 15-jarige jongen als anarchistische bommengooier. Fascisten schoppen de onfortuinlijke Anteo Zamboni tot de dood er op volgt.

In 1928 verhuist het gezin naar Casarsa della Delizia en trekt in het ouderlijk huis van moeder Susanna. Zij gaat weer aan de slag als lerares omdat vader Carlo Alberto gearresteerd is en vastzit vanwege schulden. De verstilde landelijke omgeving van de provincie Pordenone staat in schril contrast met de dynamische Italiaanse steden die zich na de Eerste Wereldoorlog ontwikkelen tot moderne leefomgevingen vol techniek, politiek en fascisme. De natuur is een onuitputtelijke bron van inspiratie voor de jonge Pier Paolo.

Tienerjaren

Een jaar later werkt papa Carlo Alberto in het dorpje Sacile, in dezelfde regio, en begint zijn oudste zoon met tekenen en schrijven. Hij slaagt voor zijn toelatingsexamen tot het gymnasium van Conegliano en start daar in 1932. Halverwege het schooljaar wordt vader weer eens overgeplaatst en vervolgt Pier Paolo zijn studie in Cremona, de hoofdstad van de provincie Lombardije. Het gezin woont er eindelijk 3 jaar rustig in een hoekwoning op de kruising van de Via Il Febbraio met de Via Platina. Tot 1935 doorloopt Pier Paolo het Ginnasio Daniele en ontpopt zich tot een actieve puber.

Zijn belevenissen in Cremona inspireren Pier Paolo (in 1948/1949) tot het autobiografische Operetta Marina. Pas in 1994 wordt dit jeugdwerk uitgegeven. Het vormt samen met Romàns, over een priester en een communist in het landelijke Noord-Italië, plus zijn artikel voor de linkse periodiek Progresso een drieluik (ISBN-10: 8823512042).

In zijn vroege schrijfwerk schijnen twee invloeden al vroeg door. Die van dichter, schrijver, moraalfilosoof en politicus Dante Alighieri en de Franse intellectueel, romanschrijver, essayist en criticus Marcel Proust. Met eenvoudige en poëtische taal roept Pasolini beelden op uit zijn nabije omgeving en beschrijft hij het leven om hem heen.

Zijn vader wordt regelmatig overgeplaatst en vanaf 1935 betrekt het gezin een woning in Scandiano in de regio Emilia-Romagna. De 13-jarige Pier Paolo schudt alle religieuze achtergrond van zich af en stort zich in de wereld van kunst, poëzie en literatuur. Hij rondt met succes het gymnasium in Reggio Emilia af en studeert daarna door aan het Luigi Galvani, een klassieke, wetenschappelijke en taalkundige middelbare staatsschool als voorbereiding op de universiteit in Bologna. Pasolini ontmoet er Luciano Serra, zijn eerste vriend die later, net als hij, schrijver wordt.

Met Luciano deelt Pier Paolo de liefde voor literatuur, lokale dialecten en politiek. Hij start in de komende jaren met studievrienden Ermes Parini (Paria), Franco Farolfi, Fabio Mauri en Elio Melli een clubje voor literaire discussies en organiseert openbare lezingen over schrijvers als Dostojevski, Tolstoj en Shakespeare. Ter ontspanning speelt Pier Paolo graag voetbal. Hij is al snel aanvoerder van het universiteitsteam.

In 1939 schrijft de briljante leerling zich in aan de Faculteit der Letteren van de Universiteit van Bologna. Daar ontdekt hij nieuwe culturele passies zoals Romaanse filologie (taalkunde die zich richt op dode talen) en de esthetiek van de figuratieve kunst. Hij krijgt les van de veelgeprezen kunsthistoricus Roberto Longhi (1890 – 1970), die vanaf 1935 in Bologna doceert.

Pasolini zuigt alle kennis op die hij tegenkomt, van klassieke Griekse schrijvers tot Freud. Naast kunst en cultuur is er politiek. De fascistische bijeenkomsten van de GUF (Gruppi Universitari Fascisti) in en om de universiteit staan in schril contrast met de opkomst van de nieuwe stromingen in de Italiaanse poëzie en literatuur. Toch neemt Pasolini deel aan de door GUF georganiseerde activiteiten. Hij maakt deel uit van de kleine groep die de kiem vormt van een frisse wind door het lokale literaire landschap. Onder hen bevinden zich Roberto Roversi en Francesco Leonetti, beide schrijver, dichter, journalist en docent.

Oorlogsjaren en eerste publicaties

De realiteit van de Tweede Wereldoorlog komt hard binnen als soldaat vader Pasolini in Oost-Afrika door de Britten gevangen wordt genomen. In die jaren houdt het incomplete gezin ‘vakantie’ bij moeder Pasolini in het ouderlijk huis in Casarsa. 

In 1941 start Pier Paolo met zijn vrienden het literaire tijdschrift Eredi op. Het blijft bij een poging want vanwege de beperkingen van de oorlog is drukwerk vrijwel onmogelijk. Toch lukt het hem om op eigen kosten zijn eerste publicatie Poesie a Casarsa (gedichten in Casarsa) te realiseren. Dit werk, bestaande uit 14 gedichten in het Friulisch, komt op 14 juli 1942 uit bij uitgeverij La Libreria Antiquaria Mario Landi di Bologna.

Academicus en filoloog Gianfranco Contini (1912 – 1990) merkt de bundel op en wijdt er zijn essay On the edge of dialect poetry aan, op 24 april 1943 gepubliceerd in het Zwitserse en Italiaanstalig dagblad Corriere del Ticino. De uitgave is meer dan een literair statement: het is een aanklacht tegen het fascisme. Om die reden is het werk historisch belangrijk en ook nu nog gelezen.

Terug naar najaar 1942, waarin veel gebeurd. De fascistische jongerenorganisatie GIL (Italiaanse jeugd van Littorio, 1937-1943, in feite de Italiaanse evenknie van de Duitse Hitlerjugend) neemt haar taak serieus om jongelingen spiritueel, literair, cultureel en sportief te ontwikkelen. Pasolini is adjunct-redacteur en illustrator van het lijfblad, Il Setaccio (Bologna, november 1942 tot 7 mei 1943), vertaalt als De Zeef, en maakt vier nummers. Hij gebruikt de periodiek als platform voor zijn creatieve uitingen en heeft de ambitie de fascistische jeugd aan de poëzie te krijgen.

In zijn ogen komt zijn echte carrière nu van de grond. Al snel komt Pasolini in conflict met de verantwoordelijke GIL-directeur, de fascist Giovanni Falzone. Pasolini krijgt steeds meer aversie voor de ideologie, mede gevoed door zijn vriendschap met de joodse dichteres Giovanna Bemporad. Ook zij levert bijdragen aan Il Setaccio en behoort tot de vriendenclub met wie hij de zomermaanden in Casarsa doorbrengt.

Na deelname aan een studentenreis naar nazi-Duitsland, najaar 1942, schrijft Pier Paolo zijn artikel Cultura italiana e cultura europea a Weimar, gepubliceerd in het GUF magazine. Dit stuk geeft weer hoezeer Pasolini’s culturele streven niet strookt met de bedoelingen van het tijdschrift. Diezelfde tijd wordt ook pijnlijk duidelijk dat het verloop van de oorlog steeds minder gunstig voor Italië uitpakt. De familie Pasolini trekt zich terug in Friuli, in het uiterste noordoosten van Italië.

In Casarsa wordt de jonge Pier Paolo in februari 1943 voor de eerste maal betrapt op homoseksuele activiteiten. Hij kan niet meer onderdrukken wat hij al zo lang voelt:

“Een voortdurende beeld- en woordloze verstoring klopt in mijn hoofd en verduistert mij.”

Vanaf de lente geeft hij structureel toe aan zijn verlangens en ontmoet hij ‘inheemse’ jongens die hij verleid en meeneemt in de plaatselijke schoonheid van de natuur.

Pasolini’s leven wordt ruw verstoord aan de vooravond van de Wapenstilstand van Cassibile (3 september 1943) wanneer hij wordt opgeroepen voor dienstplicht. Op 1 september meldt hij zich in Pisa. Vijf dagen later weet hij uit het leger te ontsnappen. Hij vermomd zich als boer en vlucht terug naar Casarsa.

Al eerder, begin 1943, start Pasolini aan zijn proefschrift over de hedendaagse Italiaanse schilderkunst. Zijn aantekeningen gaan verloren tijdens de Wapenstilstand van Cassibile en hij start een ander project, over de Italiaanse taalkundige, dichter en academicus Giovanni Pascoli (1855 – 1912). Net als Pier Paolo had Pascoli een uitgesproken voorkeur voor het bijzondere alledaagse. Daarnaast was hij een sociaal anarchist, een ideologie die Pasolini enorm aanspreekt

In de jaren 1944-’45 werkt Pasolini aan Antologia della poesia Pascoliana en op 26 november 1945 studeert hij cum laude af aan de universiteit van Bologna. Pas in 1993 geeft uitgeverij Giulio Einaudi zijn proefschrift uit.

School voor de poëzie en taal

Enkele maanden eerder, op 28 februari 1945, richt Pasolini in Versuta (nabij Casarsa della Delizia) een school op voor de poëzie en taal die de principes volgt van de Italiaanse taalkundige Graziadio Isaia Ascoli (1829 – 1907), de grondlegger van de historische taalkunde. Hij doet dit samen met poëzieliefhebbers Cesare Bortotto, Riccardo Castellani, Ovidio Colussi, docent Federico De Rocco en zijn neef en schrijver Domenico Naldini. Pasolini draagt de Academiuta di lenga furlana op aan zijn overleden broertje Guidalberto ‘Guido’ Pasolini.

Eind 1944 sluit broer Guido zich, na het behalen van zijn middelbare schooldiploma, aan als actieve partizaan bij de katholieke Brigate Osoppo. Tijdens het Porzûs bloedbad (Eccidio di Porzûs), op 7 februari 1945, wordt hij gevangen genomen door de communistische partizanengroep Gruppi di Azione Patriottica (GAP), een onderdeel van de Garibaldi Brigades.

Guido ontsnapt op 12 februari, nota bene tijdens zijn executie. De GAP schiet hem in schouder en arm, maar Guido weet een dorpsapotheek te bereiken. Verzorgende dorpsbewoners dragen hem over aan twee partizanen die zeggen hem naar een ziekenhuis te brengen. In plaats daarvan schieten ze hem dood.

Deze gewelddadige confrontatie, waarbij 17 Osoppo partizanen omkomen, heeft niets te maken met het beschermen van Italië en haar grenzen, het oorspronkelijke nationalistische doel van de Italiaanse partizanen, maar blijkt een politieke vete tussen de twee genoemde brigades.

In 1961 schreef Pasolini over de situatie, die diepe indruk op hem maakt. Ik vertaal het begin:

“In de bergen, tussen Friuli en Joegoslavië, vocht Guido een paar maanden dapper: hij had zich aangemeld bij de Osoppo-divisie, die samen met de Garibaldi-divisie in het Venezia Giulia-gebied actief was. Het waren verschrikkelijke dagen: mijn moeder had het gevoel dat Guido nooit meer terug zou komen. Honderd keer had hij kunnen vechten tegen de fascisten en de Duitsers: omdat hij een vrijgevige jongen was die geen zwakheid toegaf, geen compromis. In plaats daarvan was hij voorbestemd om tragisch te sterven.

Venezia Giulia bevindt zich op de grens tussen Italië en Joegoslavië. In die periode neigde Joegoslavië er toe het hele grondgebied te annexeren en niet alleen waar het eigenlijk recht op had. Kortom, er is een strijd van nationalisme ontstaan. Mijn broer kon, hoewel hij socialistisch was (het is zeker dat hij vandaag aan mijn zijde zou zijn geweest), niet accepteren dat dit Italiaans grondgebied het doelwit van Joegoslavisch nationalisme zou kunnen zijn. Hij was ertegen en vocht.”

Periode 1945 – 1953: wortels

Terug naar de Academiuta di lenga furlana, zijn school voor poëzie en taal in Versuta, waar Pasolini verblijft omdat zijn ouderlijk huis tijdens de oorlog is verwoest. In augustus 1945 verschijnt het eerste nummer van Stroligùt di cà da l’aga: Il Lunarietto (een kalender of almanak), het eerste officiële tijdschrift van de academie. In totaal verschijnen vijf edities.

Op zondagmiddagen verzamelen lokale jonge dichters zich en wisselen poëzievoordrachten af ​​met muziek van de Joegoslavische violiste Josipina (Pina) Kalz (1915-2003) die haar interpretatie van Bach geeft. Pasolini leert Kalz (eigenlijk Kalc) in februari 1943 kennen. Hij is getroffen door haar uitvoering van de zes vioolsonates van Bach.

Pina inspireert hem voor het personage muzieklerares Dina in zijn werk Atti impuri (Onzuivere handelingen), dat net als zijn bekendere jeugdwerk Amado mio (Mijn geliefden) gaat over zijn homoseksualiteit. De violiste is heimelijk verliefd op Pasolini, die in die periode worstelt met zijn gevoelens. In de zomer van ’45 sluit ze zich aan bij een Triestijns symfonieorkest en in 1947 trouwt ze. Pasolini blijft op afstand een rol in haar leven spelen.

Stroom aan publicaties

Na de oorlog begint het oeuvre van Pasolini serieuze vormen aan te nemen. De titels Quaderni rossi (De rode notitieboekjes), Pagine involontarie (De onbedoelde pagina’s) en Il romanzo di Narciso (De roman van Narcissus) volgen elkaar in rap tempo op. Een stijlkenmerk is zijn normale, volkse taalgebruik. Pogingen om van uitgave Stroligùt een fatsoenlijk magazine te maken, stranden.

Opnieuw is het de academicus en filoloog Gianfranco Contini die Pasolini richting bekendheid duwt. Hij is jurylid van de literatuurprijs Libera Stampa (vrije pers) en stimuleert de jonge schrijver om zijn manuscripten L’usignolo della Chiesa Cattolica (De nachtegaal van de Katholieke kerk) en Il pianto della rosa (De roep van de roos) in te dienen.

Verder dan een vermelding komt het niet. Langzaam lokken zijn literaire activiteiten Pasolini uit zijn isolement in Versuta. Voor zijn gedichten in de Friulische taal wint hij op 29 maart 1947 de Angeloprijs in Venetië en in oktober bezoekt hij Rome om kennis te maken met de letterkundigen en schrijvers aldaar. Pasolini voltooid zijn toneelstuk Il Cappellano (De kapelaan) en publiceert enkele dichtbundels, waaronder I pianti (De tranen).

Na de oorlog ontstaat er een nieuw Italië met als treurige valse start de op 23 september 1943 opgerichte fascistische marionettenstaat Republiek van Salò, met hoofdstad Salò aan het Gardameer. Benito Mussolini speelt tegen zijn zin voor staatshoofd. De echte macht ligt bij Hitler. De politiestaat valt op 25 april 1945 en op 28 april 1945 worden Mussolini en zijn vriendin geëxecuteerd.

In de lente van 1946 maakt een referendum een einde aan het koninkrijk Italië, dat in 1861 zo mooi begon, en start op 2 juni de republiek. Op 1 januari 1948 treed de democratische republikeinse grondwet in werking. Koninklijke titels vervallen, de koninklijke familie mag Italië niet meer in en de fascistische partij (PNF) wordt verboden.

Een vernieuwd Italië

Het Italiaanse communisme distantieert zich na de oorlog van de misdaden van het stalinistische regime en zoekt een ‘Italiaanse weg naar het socialisme’ richting progressieve democratie door de Italiaanse grondwet toe te passen. Dit spreekt Pasolini zeer aan vanwege zijn passie om ‘cultuur te zaaien’. Hij volgt de ideeën van schrijver, politicus en politiek theoreticus Antonio Gramsci (22 januari 1891 – 27 april 1937), een van de oprichters van de Partito Comunista Italiano (PCI).

Zijn interesse voor politiek krijgt vorm door zich te verbinden aan deze organisatie, destijds de grootste communistische partij van Europa. In 1949 wordt hij secretaris. Een logische stap, aangezien de PCI in feite voortkomt uit het Italiaanse verzet en zich fel kant tegen het fascisme waar Pasolini zo van gruwt.

Met de hulp van Contini timmert hij literair aan de weg met werken als La meglio gioventù (Het beste van de jeugd, publicatie in 1954) en Il sogno di una cosa (De droom van een ding, publicatie in 1962).

Tussen 1947 en ’49 doceert hij literaire vakken aan de middelbare school van Valvasone, een van de mooiste dorpen van Italië. Pasolini masturbeert met drie schooljongens, wordt gesnapt, veroordeeld, uit de school en uit de PCI gezet en vlucht met zijn moeder naar Rome.

Pasolini maakt kennis met de Abruzzese dialectdichter Vittorio Clemente. Clemente’s boek Sclocchitte (Klaprozen), Abruzzese sonnetten (1949) trekt zijn aandacht. Via Clemente krijgt hij een baan als leraar in een privéschool in Ciampino, een deelgemeente van Rome. Daarnaast is hij corrector bij een krant, werkt af en toe voor de roemruchte Cinecittà-studio’s en verkoopt zijn boeken via de bancarelle, de kleine boekenwinkeltjes in Rome. Zijn moeder is serveerster.

Tussen de bedrijven door schrijft Pasolini Atti impuri (Onzuivere handelingen), Amado mio (Mijn liefde), La meglio gioventù (Het beste van de jeugd), Ragazzi di vita (Straatjongens), Squarci di notti romane (Een glimp van de Romeinse nachten, in feite de opmaat naar zijn debuutfilm Accatone) en Gas e Giubileo, een verhaal dat later als onderdeel van de publicatie Alì dagli occhi azzurri (Ali met de blauwe ogen) zou verschijnen. Zijn eigen ervaringen in de krochten van Rome vormen de inspiratie voor deze ruwe werken, die na publicatie behoorlijk wat opschudding veroorzaken.

Begin jaren ’50 leert Pasolini Rome beter kennen door de ontmoeting met de bohémien Sandro Penna (1906 – 1977), volgens hem een van de grootste Italiaanse dichters van zijn tijd. Samen struinen ze in de nachtelijke uren langs de boulevards aan de oevers van de Tiber, de Lungotevere, en maken nieuwe vrienden. Vrienden zoals schilder, en later regisseur, Sergio Citti die hem de taal van de straat leert. In deze periode schrijft Pier Paolo zijn Romeinse dagboek Roma 1950 – Diario, pas uitgegeven in 1960.

Pasolini verhuist in 1951 naar een appartement aan de Via del Tagliere 3, in het hart van de Romeinse achterstandswijk Rebibbia, waar hij tot in 1953 met zijn moeder woont. In deze periode schrijft hij het korte verhaal Il Ferrobedò (later onderdeel van het boek Ragazzi di vita) in het tijdschrift Paragone (vertaling: vergelijking, debat) en het gedicht L’Appennino (De Apennijnen, 1951) en de opening voor zijn uitgave Le ceneri di Gramsci (De as van Gramsci, 1957).

Pasolini speelt zich in de kijker en neemt deel aan de Cattolica dialect poëzieprijs en wint een tweede prijs met zijn Il testamento di Coran (Het testament van de Koran), dat in 1954 deel uitmaakt van de publicatie La meglio Gioventù (Het beste van de jeugd). Hij wint prijzen zoals de Le Quattro arti di Napoli en Sinalunga di Sinalunga. Grappig detail: in Toscaanse stadje Sinalunga is een straat vernoemd naar Pasolini.

Periode 1953 – 1956: groeispurt

Met de wind in de rug schrijft Pasolini alsof zijn leven ervan afhangt. Hij publiceert poëzie voor uitgeverij Guanda en literatuur voor Sansoni. Degenen die bekend zijn met Pasolini kennen vanaf dit moment zijn levensloop. Ik zal er in dit artikel niet te uitgebreid over uitweiden. Aardig om te vermelden is dat zijn eerste vruchtbare samenwerking op filmgebied dateert van 1954, toen hij samen met zijn vriend en schrijver Giorgio Bassani (1916 – 2000) het scenario schrijft voor La donna del fiume (De riviervrouw, met Sophia Loren) van regisseur Mario Soldati (1906 – 1999).

In 1954 heeft Pasolini voldoende inkomen om te verhuizen naar een veel betere buurt in Rome en betrekt een appartement aan de Via Fonteiana 77.

Via Fonteiana 77, Roma

Pasolini is betrokken bij het literair tijdschrift Officina met publicaties tussen 1955 en 1959. In feite was Eredi van 15 jaar eerder een prelude. Er ontstaat een literaire groep met leden die samen een eclectisch geheel vormen. Gezamenlijk gaan zij op zoek naar een nieuwe definitie van poëzie. Ze hebben een sterk geloof in het idee dat cultuur een drijvende kracht is in de vernieuwing van de samenleving. En zo zie ik het ook. Tenminste, als cultuur een kans krijgt.

Door zijn activiteiten krijgt Pasolini in de tweede helft van de jaren ’50 een centrale rol in de Italiaanse cultuur, ondanks zijn, zeker voor die tijd, heftige thema’s zoals homoseksuele prostitutie en openlijke politieke voorkeur die afwijkt van de geldende norm. Vanaf het moment dat zijn populariteit stijgt, krijgt hij kritiek te voorduren.

Op zijn Ragazzi di vita bijvoorbeeld, waarover in 1955 een rechtszaak loopt. Met name de dialogen geven aanstoot in het conventionele katholieke Italië. Pier Paolo redt zich uit deze benarde situatie met de hulp van zijn vrienden. Zij hebben een andere kijk op zijn werk en prijzen hem de hemel in.

Daarnaast helpt zijn overtuigend atheïsme en antiklerikalisme, ideologie of houding die zich verzet tegen de politieke of sociale invloed van religieuze instellingen, met name de katholieke kerk. Juist Pasolini erkent de invloed van tweeduizend jaar christendom op zijn omgeving en dus ook in zijn leven. Maar er is veel meer dan religie. Hij is er zelf ook nog. En wat te denken van de kunsten, de literatuur, de mensen om hem heen, de politiek… Eind jaren 70 kon ook mijn kerk niets met een dergelijke stelling en ik werd op mijn 12e a-religieus.

Periode 1956 – 1969: vogelvlucht

De jaren ’50 van de vorige eeuw zijn een voor Europa ongekend roerige periode. Samenlevingen en alle tot dan toe geldende opvattingen, gaan na de oorlog de confrontatie met elkaar aan en worden door elkaar gehusseld.

Wat in 1956 bij communist Pier Paolo inslaat als een bom is het 20e congres van de Russische Congrespartij. Partijleider Nikita Khrushchev (1894 – 1971) neemt tussen 14 en 25 februari openlijk afstand van de daden van kameraad Josef Stalin, tot woede van de conservatieve stromingen binnen het Russische communisme.

Khrushchev slaat vervolgens met harde hand de Hongaarse Opstand (23 oktober – 10 november 1956) neer en houdt zich daarna met moeite politiek staande. De basis die Vladimir Iljitsj Lenin (1870 – 1924) vanaf 1917 had gelegd, werd min of meer zijn politieke uitgangspunt. Het rol van het Russische volk krijgt daarbij een plek op de voorgrond en de staat doet een stapje terug. Dit sprak Pasolini ongelofelijk aan. Wat hij nog niet weet, en hij is niet de enige, is dat deze farce eerder een politieke truc is dan een wezenlijk teken van humaniteit.

Voordat ik eindelijk aan De Laatste Rede van Pasolini toekom, vlieg ik door een handvol belangrijke gebeurtenissen in deze periode van zijn leven en behandel kort zijn films. Een hoogtepunt is de Viareggio-prijs voor zijn Le Ceneri di Gramsci, in 1957. Een jaar later sterft zijn vader, stopt tijdschrift Officina en verlegt Pasolini het zwaartepunt van literatuur naar films. Zo wordt zijn Una Vita Violenta in 1961 verfilmd door regisseurs Paolo Heusch en Brunello Rondi. In 1959 klagen katholieke instanties Pasolini aan vanwege het obscene karakter van dit boek.

Pasolini voelt zich thuis in Rome en trekt van de buitenwijken richting betere buurten. In juni 1959 verhuist hij van de Via Fonteiana naar de Via Giacinto Carini 45, waar ook regisseur Bernardo Bertolucci woont. Een jaar later draagt hij bij aan diens La Dolce Vita, hoewel ongecrediteerd. 

Films, India en de bijbel

In 1961 komt Accattone uit, zijn eerste volledige film en de eerste Italiaanse bioscoopfilm die een verbod op minderjarigen onder de 18 jaar kreeg. De kop is eraf! Met de toename van publicaties en films neemt de weerstand tegen Pasolini toe. Vanaf 1960 komt hij regelmatig in opspraak en volgen er tientallen rechtszaken.

In mei 1961 komt eindelijk Il sogno di una cosa uit, zijn Friulische roman uit 1949-50, en op 31 augustus 1962 wordt op het filmfestival van Venetië het overduidelijk autobiografische Mamma Roma gepresenteerd.

In 1961 reist hij samen met schrijvers Alberto Moravia en Elsa Morante door India. Voor beiden is het een welkome ontsnapping aan het naoorlogse Italië. Ze ontmoeten er Nehru, Moeder Teresa en collega-schrijver Chaudhuri. Wat het meest indruk maakt, zijn de talloze bedelaars op straat, de kleurrijke cultuur en de overweldigende godsdienst. Pasolini verwerkt zijn ervaringen in de uitgave L’odore dell’India (De geur van India) en Moravia schrijft Un’idea dell’India (Een idee over India).

In september leest Pasolini tijdens een conferentie in de Citadel van Assisi Het evangelie van Mattheüs voor. Het idee voor een film over dit bijbeldeel werkt hij uit naar Il vangelo secondo Matteo (debuut 4 september 1964). In de hoofdrol speelt de Spaanse student Enrique Irazoqui die sprekend lijkt op de Christus zoals geschilderd door Goya. De film is opgenomen in de zuidelijke steden Matera en Massafra. Een jaar eerder zit Pasolini vier maanden in de gevangenis wegens minachting voor de staatsgodsdienst.

Zijn versie van Matteo wordt goed ontvangen, hij ontmoet filosoof en schrijver Jean-Paul Sartre (1905 – 1980) en maakt in 1965 een uitgebreide reis door Noord-Afrika. Getroffen door een maagzweer en -bloeding doet hij het dat jaar rustig aan. Hij concentreert zich op stukken voor toneel en bereid twee films voor: Theorema en Oedipus re. In de zomer maakt hij met zijn moeder een reis naar de streek waar van zijn jeugd. Hij koopt een gebruikte Maserati 3500 GT en ze rijden samen naar Carnia, de streek waar de taalminderheid Carni zijn gevestigd. In de herfst van 1966 bezoekt hij New York en ontmoet dichter en schrijver Allen Ginsberg en Oriana Fallaci, met wie hij een haat-liefde verhouding heeft. Zie mijn deel 3.

Griekse mythologie, Maria Callas

In 1967 verfilmt hij Oedipus re in Marokko, Lodi (Lombardije) en Bologna (Emilia-Romagna). In tegenstelling tot het buitenland wordt de film in Italië geen succes. In 1968 volgt Teorama. Dit werk wordt door de Office Catholique International du Cinèma beloond met een prijs die later zal worden ingetrokken op last van de Paus. 

Voor mij is Medea (1969) de meest aansprekende film van Pasolini. Niet in de laatste plaats vanwege het indrukwekkende optreden van operazangeres en fenomeen Maria Callas (1923 – 1977), die op dat moment al vier jaar geen optredens meer geeft en toch op het hoogtepunt van haar roem is. De opnamen van dit stuk van Euripides (431 VC) vinden plaats in Cappadocië (Turkije), in Grado (Gorizia) en Pisa.

De bijzondere (zuiver platonische) vriendschap tussen Callas en Pasolini valt vriend en vijand op. Op zijn moeder na heeft geen andere vrouw zo’n hechte en liefdevolle relatie met hem. Best bijzonder, want Callas moet weinig hebben van marxisten en homo’s en Pier Paolo heeft op zijn beurt niet veel op met opera. Vanaf hun eerste kennismaking vonkt het. “Ik vind Callas een ongelofelijk moderne vrouw. In haar woont een eeuwenoude ziel: wild, magisch, mysterieus en vol innerlijke conflicten”, aldus de filmer.

Hij kiest Callas voor Medea, haar enige rol waarin ze niet zingt, en schetst 14 portretten vormgegeven met natuurlijke materialen zoals zand en bloemen.

Periode 1970 – 1975: neergestreken

Zomer 1970 schrijft Pasolini een reeks korte verhalen die uiteindelijk de ‘Trilogie van het Leven’ vormen: Il Decameron (1971), I racconti di Canterbury (1972) en Il fiore delle Mille e una notte (1974). Dit worden zijn meest succesvolle films: op 28 juni 1971 ontvangt hij op het filmfestival van Berlijn de Zilveren Beer (en in heel Italië meer dan 30 klachten) voor Il Decameron en in 1974 prijst het filmfestival van Cannes zijn Il fiore delle Mille e una notte met de Grand Prix Spécial du Jury.

In de herfst van 1970 koopt Pasolini de Torre di Chia, een soort middeleeuws kasteel bij het dorpje Chia, in de gemeente Soriano nel Cimino, provincie Viterbo. Hij ontdekt in het voorjaar van 1964 de bouwval tijdens zijn zoektocht voor de scene voor de doop van Jezus in de Jordaan in zijn meesterwerk Il vangelo secondo Matteo.

Art-director Dante Ferretti restaureert de toren en ontwerpt op de begane grond een glazen huisje met een keuken en studio. Tot aan zijn dood woont Pasolini op naar zijn zeggen de mooiste plek ter wereld. De Chia Toren, in Ghibelline-stijl, heeft een vijfhoekige vorm en is 42 meter hoog. Bij het kasteel en een reeks gekantelde muren tussen de bossen, stromen en watervallen, zijn overblijfselen van molens en huizen zichtbaar.

Begin 1971 maakt Pasolini de documentaire 12 dicembre (12 december), over het bloedbad op het Piazza Fontana in de Banca dell’Agricoltura in Milaan. Op Netflix is een interessante real-life documentaire over deze schokkende gebeurtenis te zien. Op die datum verloren in 1969 16 mensen hun leven tijdens een bomontploffing die ook nog eens 84 ongelukkigen verwond. Anarchist en verdachte Giuseppe Pinelli werd drie dagen lang verhoord en ‘sprong’ uiteindelijk uit het raam van de vierde verdieping van het politiebureau. Hij overleefde zijn val niet.

De serie van vijf aanslagen op dezelfde dag wordt gezien als ‘de moeder aller bloedbaden’ en de eerste terroristische daad in het naoorlogse Italië. Pas in 2005 werden de daders bekend maar niet veroordeeld: zij waren in 1987 reeds vrijgesproken…

Pasolini schrijft door

In 1972 aan Empirismo eretico (Garzanti, 1972) en aan het onvoltooide en volumineuze Petrolio, dat pas in 1992 postuum wordt uitgegeven. In 1973 verbreekt hij zijn verbintenis met uitgeverij Garzanti en accepteert het aanbod van Giulio Einaudi, op dat moment ‘the most prestigious publishing house in Italy’. Met een enorme werkdrift levert hij naast concepten die nooit afkomen een duizelingwekkende stroom aan artikelen, theaterstukken en ideeën voor boeken en scripts af.

Ondertussen spuugt hij op zijn vaderland:

“Italië is een land dat steeds dommer en onwetend wordt en waar ondraaglijke retoriek wordt gecultiveerd. Bovendien is er geen slechter conformisme dan dat van links. Vooral natuurlijk als het ook door rechts wordt uitgedragen.”

Aan zijn uitspraken van toen te zien, was er een behoorlijke verwantschap met het Europa van nu. Een kantelpunt in de geschiedenis.

1975

Pasolini’s ‘Trilogie van de Dood’ komt niet verder dan zijn laatste film. Het controversiële Salò, wordt op 22 november 1975, dus na zijn dood, gepubliceerd op het filmfestival van Parijs. In oktober levert hij bij leven zijn laatste boek La Divina Mimesis aan Einaudi.

Een maand eerder, op 21 oktober, is Pasolini in Lecce voor zijn beroemd geworden gespreksles Volgar’eloquio. Daarna reist hij af naar Zweden en bespreekt in Parijs de Franse editie van Salò. Op 31 oktober is hij terug in Rome en schrijft zijn laatste openbare document: een toespraak voor op het 15e congres van Il Partito Radicale (PR). Zijn afspraak op de 4e november zou hij niet halen…

“De meest aanbiddelijke mensen zijn degenen die niet weten dat ze rechten hebben.”

“Er zijn in onze samenleving de uitgebuitenen en de uitbuiters.”

“Er zijn toegewijde intellectuelen, die het als hun plicht en de plicht van anderen beschouwen om de aanbiddelijke mensen, die het niet weten, te informeren dat ze bepaalde rechten hebben.”

“Iedereen weet dat wanneer de uitbuiters goederen produceren, ze in feite sociale patronen produceren. De uitbuiters van de tweede industriële revolutie (consumptiemaatschappij gekenmerkt door kwantiteit, overtollige goederen en hedonisme) produceren niet alleen nieuwe goederen: ze produceren ook een nieuwe mensheid.”

“Consumptisme kan de nieuwe sociale patronen die de uitdrukking zijn van nieuwe productiemethoden onveranderlijk maken door via hedonistische ideologie een context van valse tolerantie en valse lekenwaarden te creëren. Die laatste hebben zich al onzichtbaar aangesloten bij de onzichtbare machtsstructuur door een onzichtbare partijkaart te accepteren.

Alles wat je tegen deze trend moet doen, is volgens mij gewoon jezelf blijven zijn: dat betekent dat je onherkenbaar blijft.

Vergeet onmiddellijk je successen en blijf onverstoorbaar, koppig en eeuwig tegenstrijdig doorgaan. Blijf veeleisend en probeer anders dan anderen gezien te worden, door aanstoot te nemen en te ontheiligen.”

Zijn allerlaatste publicatie bij leven komt in tijdschrift LIFE op 30 oktober. Het is een artikel met een toon die aansluit bij Scritti corsari, een verzameling artikelen die Pasolini tussen 1973 en 1975 publiceerde in Corriere della Sera, Tempo Illustrated, Il Mondo, Nuova Generation en Paese Sera. Medio november 1975 geeft uitgeverij Aldo Garzanti postuum de door Pasolini herziene drukproeven uit.

Dood

In de nacht van 1 op 2 november 1975, op het strand van Idroscalo di Ostia, 10 km ten westen van Rome, wordt de tengere Pasolini (1,67 m, 59 kg) in elkaar geslagen en overreden door zijn eigen Alfa Romeo GT Veloce 2000. Op 2 november om ongeveer half zeven ’s ochtends vindt Maria Teresa Lollobrigida zijn afgeslachte lichaam.

Al snel word de zeventienjarige Pino Pelosi door de politie opgepakt. Pelosi beweert door Pasolini te zijn uitgenodigd om in zijn Alfa te rijden, met hem te dineren en daarna naar het strand te rijden. Een uit de hand gelopen ruzie zou de dood van Pasolini tot gevolg hebben, aldus de bekentenis van Pino. Op 26 april 1979 veroordeeld de hoogste instantie hem tot 9½ jaar gevangenisstraf.

Omstanders vertellen de beroemde Italiaan in hun buurt te hebben gezien. Ze herkennen hem omdat hij de illegale woningen in hun wijk regelmatig als schuilplaats gebruikte voor zijn homoseksuele contacten. Zij horen op de bewuste nacht geschreeuw uit meerdere kelen, wat doet vermoeden dat er meerdere daders, of in ieder geval getuigen, zijn.

Drie decennia na de moord op Pasolini ontkent Pino zijn daad en zegt destijds onder druk van de (drie) echte moordenaars te hebben bekend. In 2011 legt hij in zijn boekje ‘Ik weet… hoe ze Pasolini hebben vermoord’ de ware toedracht uit. De killers arriveren in een Fiat 1300 met een Siciliaanse (Catania) kentekenplaat en schreeuwen ‘jarrusu’, een Calabrisch of Siciliaans homo-scheldwoord.

Diverse getuigenissen van enkele uren na de moord beschrijven een jongeman in het gezelschap van Pasolini, maar niet met een gelijkenis die naar Pino verwijst. De gruweldaad blijft in nevelen gehuld.

De Italiaanse schrijver, journalist en activist Oriana Fallaci (onder meer bekend van haar interview met ayatollah Khomeini) is de eerste die het vermeende politieke motief voor de moord op de dichter publiekelijk aan de kaak stelt. Instinctief onderzoekt ze direct op 2 november de locatie en publiceert haar onderzoek op 21 november in ‘haar’ weekblad L’Europeo (1945 – 1995). Volgens Oriana liep er een groep jongeren rond met het idee om Pasolini om te brengen. Onder het mom van een roofaanval pleegde zij op 2 november 1975 hun moord. Een vergelijkbaar scenario is in 2016 verfilmd en op Netflix onder de titel La Macchinazione te zien. Fallaci weigert voor de rechter haar bronnen prijs te geven en krijgt vier maanden voorwaardelijk.

Een veel verontrustendere mogelijkheid kwam decennia later naar boven. Zijn onvoltooide en ruim 500 pagina’s tellende roman Petrolio heeft duidelijke verwijzingen naar de industriële giganten Eni en Montedison. In 2010 ontdekt politicus Marcello Dell’Utri (in 2014 veroordeeld voor banden met de maffia) dat de roman ontbrekende pagina’s bevat waar in de tekst wel naar wordt verwezen. Hoofdstuk Lampi sull’Eni (de bliksem op Eni) is alleen als titel aangegeven en ligt waarschijnlijk veilig in de kluis van een onbekende eigenaar.

Zo blijft de moord op Pasolini omgeven met mysterie en is waarschijnlijk geen roof- of homo-moord, maar een misdaad met een politiek-maatschappelijk karakter. Dat de moord in Italië een afschrikwekkend karakter krijgt, blijkt uit de kreet ‘Ti faccio fare la fine di Pasolini’ (Ik laat je eindigen als Pasolini) die nog jaren na 2 november 1975 rondzingt.

Het laatste woord

Het laatste woord over Pasolini’s dood is nog niet gezegd. Vrienden en bekenden uit zijn kring beschrijven zijn beestachtige en gewelddadige manier van leven. Na zeven uur ’s avonds veranderd zijn persoon. Na zijn nachtelijke avonturen op onbestemde plekken komt hij doorgaans terug vol schrammen en blauwe plekken…

Miste hij de prikkel, de angst om te sterven? Bedacht Pasolini zijn dood, gescript en geregisseerd tot de laatste minuten? Als aanhanger van de geschriften van Carlo Michelstaedter (1887 – 1910) zou je zeker aan deze optie kunnen denken. Zelfmoord was in de visie van deze radicale Italiaanse schrijver, dichter, kunstschilder, tekenaar en filosoof een zuiver rationalistische daad van wilskracht. En die bezat Pasolini zondermeer.

Ik geef journalist en ‘vriendin’ Oriana Fallaci het laatste woord, geschreven in een publiek gepubliceerde brief uit 16 november 1975.

“We werden onmiddellijk vrienden, onmogelijke vrienden.
Dat wil zeggen: ik ben een normale vrouw en jij een abnormale man.
Althans volgens de hypocriete canons van de zogenaamde beschaving.
Ik ben verliefd op het leven en jij op de dood.
Ik ben zo hard en jij zo lief.”

De complete publicatie staat op deze Italiaanstalige webpagina. Gebruik de vertaalknop.

>>> Beeld: Bing CoPilot en Google Maps

De laatste rede van Pier Paolo Pasolini

Mijn introductie van Pasolini is deel 1 uit een trilogie:
– Deel 2, zijn laatste rede in Lecce en Calimera
– Deel 3, relatie met Oriana Fallaci